CITIZENSHIP LAW OF BELGIUM BELGIË Wetboek van de Belgische nationaliteit (Inwerkingtreding 1 januari 1985) HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 In dit Wetboek wordt verwerving van de nationaliteit verkrijging of toekenning genaamd al naargelang zij al dan niet afhangt van een vrijwillige handeling van de belanghebbende met het oog op deze verwerving. Artikel 2 Toekenning, verkrijging, verlies en herkrijging van de Belgische nationaliteit, uit welke oorzaak ook hebben alleen gevolg voor de toekomst. Artikel 3 De afstamming heeft inzake de Belgische nationaliteit alleen dan van rechtswege gevolg indien ze is vastgesteld voordat het kind de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd wordt voor die leeftijd. Artikel 4 Het bewijs van de Belgische nationaliteit wordt geleverd door aan te tonen dat de bij Belgische wet opgelegde voorwaarden en vormvereisten zijn vervuld. Wanneer de Belgische nationaliteit echter alleen op afstamming of adoptie berust, wordt zij, behoudens tegenbewijs, als bewezen beschouwd, indien de persoon, aan wie de belanghebbende zijn nationaliteit beweert te ontlenen, zonder onderbreking de staat van Belg heeft bezeten. Het bezit van de staat van Belg wordt verkregen door uitoefening van de rechten welke uitsluitend aan Belgen worden toegekend. Artikel 5 is per 3 oktober 1993 vervallen. (Is Belg door geboorte, hij die de Belgische nationaliteit bezit, anders dan door naturalisatie of door een krachtens artikel 16 afgelegde verklaring.) Artikel 6 Iedere rechtshandeling met betrekking tot de toekenning, de verkrijging, het behoud, het verlies of de herkrijging van de Belgische nationaliteit, kan worden verricht krachtens een bijzondere en authentieke volmacht. Artikel 7 Personen die onbekwaam zijn uit hoofde van hun geestestoestand, worden, voor het verrichten van rechtshandelingen inzake nationaliteit, vertegenwoordigd door hun wettelijke vertegenwoordiger. Personen aan wie een voorlopige bewindvoerder is toegevoegd kunnen door deze worden vertegenwoordigd. HOOFDSTUK II Toekenning van de Belgische nationaliteit Afdeling 1 Toekenning van de Belgische nationaliteit op grond van de nationaliteit van de vader of van de moeder Artikel 8 § 1 Belg zijn: 1° het kind geboren in België uit een Belgische ouder; 2° het kind geboren in het buitenland: a uit een Belgische ouder geboren in België of in gebieden onder Belgische soevereiniteit of onder Belgisch bestuur; b uit een Belgische ouder die, binnen een termijn van vijf jaar na de geboorte, een verklaring heeft afgelegd waarin hij verzoekt om toekenning van de Belgische nationaliteit aan zijn kind; c uit een Belgische ouder, op voorwaarde dat het kind geen andere nationaliteit bezit of behoudt tot de leeftijd van achttien jaar of zijn ontvoogding voor die leeftijd. De verklaring bedoeld in het eerste lid, 2°, b, wordt afgelegd, ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 22, § 4. Diegene aan wie de Belgische nationaliteit krachtens het eerste lid, 2°, c, is toegekend, behoudt die nationaliteit zolang niet is aangetoond, voordat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd, dat hij een vreemde nationaliteit bezit. § 2 Voor de toepassing van paragraaf 1 dient de ouder de Belgische nationaliteit te bezitten op de geboortedag van het kind of, indien hij overleden is voor deze geboorte, op de dag van zijn overlijden. § 3 De afstamming vastgesteld ten aanzien van een Belgische ouder na de datum van het vonnis of het arrest dat de adoptie homologeert of uitspreekt, verleent de Belgische nationaliteit maar aan het kind, indien die afstamming wordt vastgesteld ten aanzien van de adoptant of diens echtgenoot. § 4 De persoon aan wie de Belgische nationaliteit van zijn ouder is toegekend, behoudt die nationaliteit wanneer zijn afstamming niet langer vaststaat nadat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd. Indien zijn afstamming niet langer blijkt vast te staan voor de leeftijd van achttien jaar of de ontvoogding voor die leeftijd, kunnen de handelingen die zijn aangegaan toen de afstamming nog vaststond en voor de geldigheid waarvan de staat van Belg vereist was, niet worden betwist enkel en alleen omdat de belanghebbende die nationaliteit niet bezat. Hetzelfde geldt voor de rechten welke zijn verkregen voor die datum. Afdeling 2 Toekenning van de Belgische nationaliteit op grond van adoptie Artikel 9 Belg wordt de dag dat de adoptie uitwerking heeft, indien het op die dag de leeftijd van achttien jaar niet bereikt heeft of niet ontvoogd is: 1° het kind geboren in België en geadopteerd door een Belg; 2° het kind geboren in het buitenland en geadopteerd: a door een Belg geboren in België of in gebieden onder Belgische soevereiniteit of onder Belgisch bestuur; b door een Belg die, binnen een termijn van vijf jaar na de dag dat de adoptie uitwerking heeft, een verklaring heeft afgelegd waarin hij verzoekt om toekenning van de Belgische nationaliteit aan zijn geadopteerd kind dat de leeftijd van achttien jaar niet bereikt heeft of niet ontvoogd is voor die leeftijd; c door een Belg, op voorwaarde dat het kind geen andere nationaliteit bezit. De verklaring bedoeld in het eerste lid, 2°, b, wordt afgelegd, ingeschreven en vermeld, zoals bepaald bij artikel 22, § 4. Het kind aan wie de Belgische nationaliteit krachtens het eerste lid, 2°, c, is toegekend, behoudt die nationaliteit zolang niet is aangetoond voordat het de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd, dat het een vreemde nationaliteit bezit. Afdeling 3 Toekenning van de Belgische nationaliteit op grond van de geboorte in België Artikel 10 Belg is het kind geboren in België en dat, op gelijk welk ogenblik voor de leeftijd van achttien jaar of voor de ontvoogding voor die leeftijd, staatloos zou zijn, indien het die nationaliteit niet bezat. Het in België gevonden pasgeboren kind wordt, behoudens tegenbewijs, verondersteld in België te zijn geboren. Het kind aan wie de Belgische nationaliteit krachtens dit artikel is toegekend, behoudt die nationaliteit zolang niet is aangetoond, voordat het de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd, dat het een vreemde nationaliteit bezit. Artikel 11 (gewijzigd bij de wet van 13 juni 1991, in werking getreden op 1 januari 1992) Belg is het kind dat in België wordt geboren uit een ouder die zelf in België is geboren en die er gedurende vijf jaar in de loop van de tien jaren voorafgaand aan de geboorte van het kind zijn hoofdverblijf heeft gehad. Het kind dat in België is geboren en wordt geadopteerd door een vreemdeling die zelf in België is geboren en die er zijn hoofdverblijf heeft gehad gedurende vijf jaar in de loop van de tien jaren voorafgaand aan de dag waarop de adoptie uitwerking heeft, wordt Belg op de dag waarop de adoptie uitwerking heeft, tenzij het op die dag de leeftijd van achttien jaar bereikt heeft of ontvoogd is. De afstamming vastgesteld ten aanzien van een in het eerste lid bedoelde ouder, na de datum van het vonnis of het arrest dat de adoptie homologeert of uitspreekt, verleent de Belgische nationaliteit maar aan het kind, indien die afstamming wordt vastgesteld ten aanzien van de adoptant of diens echtgenoot. De persoon aan wie de Belgische nationaliteit is toegekend krachtens het eerste lid, behoudt die nationaliteit indien hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is op het ogenblik dat zijn afstamming niet langer vaststaat. Is hij nog geen achttien jaar noch ontvoogd, dan kunnen de handelingen die gesteld werden toen de afstamming nog vaststond en waarvoor de staat van Belg vereist was, niet betwist worden enkel en alleen omdat de belanghebbende die nationaliteit niet bezat. Dit is eveneens het geval voor de rechten die vóór deze datum verkregen zijn. Artikel ll bis § 1 Een in België geboren kind is Belg indien de ouders of in geval van adoptie de adoptanten, vóór het twaalf jaar wordt een verklaring afleggen om het overeenkomstig dit artikel de Belgische nationaliteit toe te kennen. Die ouders of adoptanten moeten hun hoofdverblijf in België hebben gehad gedurende de tien jaren voorafgaand aan de verklaring, en het kind sedert zijn geboorte. § 2 Deze verklaring wordt door beide ouders gezamenlijk afgelegd wanneer de afstamming van het kind ten aanzien van beiden vaststaat. Bij adoptie door twee personen, wordt deze verklaring door de twee adoptanten gezamenlijk afgelegd. Indien echter één van de ouders of één van de adoptanten overleden is, indien hij zich in de onmogelijkheid bevindt zijn wil te kennen te geven, indien hij afwezig verklaard is of indien hij zijn hoofdverblijf niet meer in België heeft maar in de toekenning van de Belgische nationaliteit toestemt, dan volstaat de verklaring van de andere ouder of van de andere adoptant. Wanneer de afstamming van het kind slechts ten aanzien van één van zijn ouders vaststaat of wanneer het kind slechts door één persoon is geadopteerd, wordt de verklaring door die ouder of adoptant afgelegd. Is de adoptant evenwel de echtgenoot van de ouder, dan wordt de verklaring door beide belanghebbenden afgelegd. § 3 De verklaring wordt afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de hoofdverblijfplaats van het kind; een afschrift van de verklaring wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand onmiddellijk overgezonden aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied. De procureur des Konings geeft hiervan onverwijld ontvangstmelding. De procureur des Konings kan zich, binnen twee maanden te rekenen vanaf de ontvangstmelding, tegen de toekenning van de Belgische nationaliteit verzetten wanneer de verklaring een ander oogmerk heeft dan het belang van het kind om zich de Belgische nationaliteit te zien toekennen. Indien hij meent zich niet te moeten verzetten, zendt hij een attest dat er geen verzet wordt aangetekend aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. De verklaring wordt onmiddellijk ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 22, § 4. Bij het verstrijken van de termijn van twee maanden en bij ontstentenis van verzet of overzending van een attest dat er geen verzet werd aangetekend, wordt de verklaring ambtshalve ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 22, § 4. § 4 De akte van verzet moet met redenen zijn omkleed. Zij wordt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en, bij een ter post aangetekende brief, aan de verklaarder of de verklaarders betekend door toedoen van de procureur des Konings. Na de persoon of de personen die een verklaring hebben afgelegd te hebben gehoord of opgeroepen doet de rechtbank van eerste aanleg uitspraak over de gegrondheid van het verzet. De beslissing wordt met redenen omkleed. Door toedoen van de procureur des Konings worden de persoon of de personen die een verklaring hebben afgelegd in kennis gesteld van de beslissing. Deze personen en de procureur des Konings kunnen binnen vijftien dagen na de kennisgeving hoger beroep instellen tegen de beslissing, bij verzoekschrift gericht aan het Hof van beroep. Het Hof doet uitspraak na advies van de procureur-generaal en na de persoon of de personen die een verklaring hebben afgelegd te hebben gehoord of opgeroepen. De dagvaardingen en de kennisgevingen geschieden langs de administratieve weg. § 5 Het beschikkend gedeelte van de onherroepelijke beslissing waarbij het verzet wordt opgeheven, wordt door toedoen van het openbaar ministerie, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand gezonden. De verklaring wordt onmiddellijk ingeschreven en vermeld, zoals bepaald bij artikel 22, § 4. § 6 Van de inschrijving wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis gegeven aan de verklaarder of verklaarders. De verklaring heeft gevolg vanaf de inschrijving. § 7 Bij ontstentenis van de bij § 2, tweede lid, vereiste toestemming, kan de verklaring niettemin door de ouder of de adoptant worden afgelegd, voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de hoofdverblijfplaats van het kind. Deze zendt haar onmiddellijk over aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied. De procureur des Konings maakt hiervan onverwijld akte op. Op advies van de procureur des Konings en na de ouders of de adoptanten te hebben gehoord of opgeroepen, doet de rechtbank van eerste aanleg uitspraak over de inwilliging van de verklaring. Zij willigt ze in indien zij de weigering tot toestemming een misbruik acht te zijn en indien de verklaring geen ander oogmerk heeft dan het belang van het kind om zich de Belgische nationaliteit te zien toekennen. De beslissing wordt met redenen omkleed. Door toedoen van de procureur des Konings worden de ouders of de adoptanten in kennis gesteld van de beslissing. Deze laatsten en de procureur des Konings kunnen binnen vijftien dagen na de kennisgeving hoger beroep instellen tegen de beslissing, bij verzoekschrift gericht aan het Hof van beroep. Dit Hof doet uitspraak na advies van de procureur-generaal en na de ouders of de adoptanten te hebben gehoord of opgeroepen. De dagvaardingen en kennisgevingen geschieden langs administratieve weg. Het beschikkend gedeelte van de onherroepelijke beslissing tot inwilliging vermeldt de volledige identiteit van het kind; het wordt op verzoek van het openbaar ministerie overgeschreven in het register, vermeld in artikel 25, van de hoofdverblijfplaats van het kind. De verklaring heeft gevolg vanaf de overschrijving.1 Afdeling 4 Toekenning van de Belgische nationaliteit als gezamenlijk gevolg van een akte van verkrijging Artikel 12 Bij vrijwillige verkrijging of herkrijging van de Belgische nationaliteit door een ouder of een adoptant die het gezag uitoefent over een kind dat de leeftijd van achttien jaar niet bereikt heeft of niet ontvoogd is voor die leeftijd, wordt aan dit laatste de Belgische nationaliteit toegekend. HOOFDSTUK III Verkrijging van de Belgische nationaliteit Afdeling 1 (ingevoegd bij de wet van 13 juni 1991) Verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring Artikel 12 bis § 1 De in België geboren vreemdeling, die er sedert zijn geboorte zijn hoofdverblijf heeft, kan, indien hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en minder dan dertig jaar oud is, de staat van Belg verkrijgen door een verklaring af te leggen overeenkomstig § 2 van dit artikel. § 2 De verklaring wordt afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft; een afschrift van de verklaring wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand onmiddellijk overgezonden aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied. De procureur des Konings geeft hiervan onverwijld ontvangstmelding. De procureur des Konings kan zich, binnen twee maanden te rekenen vanaf de ontvangstmelding, tegen de verkrijging van de Belgische nationaliteit verzetten wanneer er een beletsel is wegens gewichtige feiten, eigen aan de persoon. Indien hij meent zich niet te moeten verzetten, zendt hij een attest dat er geen verzet wordt aangetekend aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. De verklaring wordt onmiddellijk ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 22, § 4. Bij het verstrijken van de termijn van twee maanden en bij ontstentenis van verzet of overzending van een attest dat er geen verzet werd aangetekend, wordt de verklaring ambtshalve ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 22, § 4. § 3 De akte van verzet moet met redenen zijn omkleed. Zij wordt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en bij een ter post aangetekende brief aan de belanghebbende betekend door toedoen van de procureur des Konings. De rechtbank van eerste aanleg doet, na de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen, uitspraak over de gegrondheid van het verzet. De beslissing wordt met redenen omkleed. De beslissing wordt aan de belanghebbende ter kennis gebracht door toedoen van de procureur des Konings. De belanghebbende en de procureur des Konings kunnen binnen vijftien dagen na de kennisgeving hoger beroep instellen tegen de beslissing, bij een aan het Hof van beroep gericht verzoekschrift. Dit Hof doet uitspraak na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen en de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen. De dagvaardingen en de kennisgevingen geschieden langs de administratieve weg. § 4 Het beschikkend gedeelte van de onherroepelijke beslissing waarbij het verzet wordt opgeheven wordt, door toedoen van het openbaar ministerie, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand gezonden. De verklaring wordt onmiddellijk ingeschreven en vermeld, zoals bepaald bij artikel 22, § 4. § 5 Van de inschrijving wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis gegeven aan belanghebbende. De verklaring heeft gevolg vanaf de inschrijving. Afdeling 2 Verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitskeuze Artikel 13 Kunnen de staat van Belg door nationaliteitskeuze verkrijgen, onder de voorwaarden en op de wijze bepaald bij de artikelen 14 en 15: 1° het in België geboren kind; 2° het in het buitenland geboren kind van wie een ouder of adoptant op het tijdstip van de verklaring de Belgische nationaliteit bezit; 3° het in het buitenland geboren kind van wie een ouder of een adoptant, op het tijdstip van die geboorte, Belg was of geweest was; 4° het kind dat voor de leeftijd van zes jaar gedurende ten minste één jaar zijn hoofdverblijf in België heeft gehad samen met een persoon die over hem wettelijk het gezag uitoefende. Artikel 14 Hij die een verklaring van nationaliteitskeuze aflegt, moet op het tijdstip van de verklaring: 1° de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en minder dan tweeëntwintig jaar oud zijn; 2° zijn hoofdverblijf in België hebben gehad gedurende de twaalf voorafgaande maanden; 3° zijn hoofdverblijf in België hebben gehad, hetzij vanaf de leeftijd van veertien tot achttien jaar, hetzij gedurende ten minste negen jaar. Aan die laatste voorwaarde hoeft niet te zijn voldaan als, op het tijdstip van de geboorte van belanghebbende, een van zijn ouders of adoptanten Belg was of geweest was. Verblijf in het buitenland kan met verblijf in België worden gelijkgesteld, wanneer de belanghebbende bewijst een werkelijke band met België te hebben bewaard. Artikel 15 § 1 De verklaring van nationaliteitskeuze wordt afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft; de verklaring wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand overgemaakt aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied. Wanneer belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft in het buitenland, wordt zijn verklaring afgelegd voor het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post van die verblijfplaats; deze laatste maakt haar over aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel. Daarvan wordt akte opgemaakt door de procureur des Konings. § 2 De rechtbank van eerste aanleg doet, na het advies van de procureur des Konings te hebben ingewonnen en de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen, uitspraak over de inwilliging van de nationaliteitskeuze. Zij weigert inwilliging wanneer er een beletsel is wegens gewichtige feiten, eigen aan de persoon, die zij in de motivering van haar beslissing nader dient te omschrijven, of als er redenen zijn, die zij eveneens dient te omschrijven, om te oordelen dat de integratiewil van de belanghebbende onvoldoende is. De weigering maakt een latere verklaring niet onontvankelijk. Van de beslissing wordt aan de belanghebbende kennis gegeven door toedoen van de procureur des Konings. De belanghebbende en de procureur des Konings kunnen binnen vijftien dagen na de kennisgeving hoger beroep instellen tegen de beslissing van de rechtbank, bij een aan het Hof van beroep gericht verzoekschrift. Dit Hof doet uitspraak na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen en de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen. De dagvaardingen en de kennisgevingen geschieden langs administratieve weg. § 3 Het beschikkend gedeelte van de onherroepelijke beslissing tot inwilliging vermeldt de volledige identiteit van de belanghebbende; het wordt op verzoek van het openbaar ministerie overgeschreven in het register, vermeld in artikel 25, van de hoofdverblijfplaats van belanghebbende. De nationaliteitskeuze heeft gevolg vanaf de overschrijving. Afdeling 3 Verkrijging van de Belgische nationaliteit door de vreemde echtgenoot van een Belg Artikel 16 § 1 Het huwelijk heeft van rechtswege geen enkel gevolg op de nationaliteit. §2 1° De vreemdeling die huwt met een Belg of wiens echtgenoot gedurende het huwelijk de Belgische nationaliteit verkrijgt kan, indien de echtgenoten gedurende ten minste drie jaar in België samen hebben verbleven en zolang zij in België samenleven, door een overeenkomstig artikel 15 afgelegde en ingewilligde verklaring de staat van Belg verkrijgen. 2° De vreemdeling die huwt met een Belg of wiens echtgenoot gedurende het huwelijk de Belgische nationaliteit verkrijgt kan, indien de echtgenoten gedurende ten minste zes maanden in België samen hebben verbleven en zolang zij in België samenleven, door een overeenkomstig artikel 15 afgelegde en ingewilligde verklaring de staat van Belg verkrijgen, op voorwaarde dat hij op het gebruik van de verklaring, sedert ten minste drie jaar, gemachtigd of toegelaten werd tot een verblijf van meer dan drie maanden of om zich te vestigen in het Rijk. 3° De in 1° en 2° bedoelde weigering van inwilliging maakt een latere verklaring niet onontvankelijk. 4° Samenleven in het buitenland kan worden gelijkgesteld met samenleven in België, wanneer de belanghebbende bewijst dat er tussen hem en België een werkelijke band is ontstaan. Afdeling 4 Verkrijging van de Belgische nationaliteit wegens het bezit van de staat van Belg Artikel 17 De persoon die gedurende tien jaar zonder onderbreking in het genot is geweest van het bezit van de staat van Belg kan, wanneer zijn Belgische nationaliteit betwist wordt, de Belgische nationaliteit verkrijgen door een verklaring afgelegd volgens de vormvoorschriften van artikel 15, §1, en ingewilligd overeenkomstig de bij artikel 15, §§ 2 en 3, voorgeschreven procedure, zonder dat de inwilliging echter geweigerd kan worden om een andere reden dan dat het beweerde bezit van staat ontoereikend is. De verklaring dient te worden afgelegd voordat een termijn van een jaar is verstreken vanaf het ogenblik dat de feiten betreffende het bezit van staat niet langer vaststaan. Die termijn wordt verlengd tot de leeftijd van negentien jaar wanneer de belanghebbende een persoon is wiens afstamming van een Belgische ouder gebleken is niet langer vast te staan voordat hij ontvoogd was en de leeftijd van achttien jaar had bereikt. Wanneer de geldigheid van de voor de inwilliging van de verklaring verrichte akten afhankelijk was van het bezit van de Belgische nationaliteit, kan die geldigheid niet worden betwist op de enkele grond dat de belanghebbende die nationaliteit niet bezat. Hetzelfde geldt voor de rechten die vóór de inwilliging van de verklaring zijn verkregen en waarvoor het bezit van de Belgische nationaliteit vereist was. Afdeling 5 Verkrijging van de Belgische nationaliteit door naturalisatie Artikel 18 De naturalisatie verleent de staat van Belg. Artikel 19 Om de naturalisatie te kunnen aanvragen moet de belanghebbende volle achttien jaar oud zijn en sedert ten minste vijf jaar zijn hoofdverblijf in België hebben gevestigd; die termijn wordt verminderd tot drie jaar voor de vreemdeling wiens hoedanigheid van vluchteling of van staatloze in België is erkend krachtens de er vigerende internationale overeenkomsten of krachtens artikel 57 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Verblijf in het buitenland kan met verblijf in België worden gelijkgesteld, wanneer de aanvrager bewijst dat hij gedurende de vereiste periode door een werkelijke band met België verbonden is geweest. Artikel 20 is per 3 oktober 1993 vervallen. (Om de grote naturalisatie te kunnen aanvragen moet de belanghebbende: 1° volle vijfentwintig jaar oud zijn; 2° de voorwaarden vervullen om de gewone naturalisatie te verkrijgen; 3° bijzondere diensten hebben bewezen aan België of deze door zijn bekwaamheden of zijn talenten kunnen bewijzen of de Belgische nationaliteit sedert ten minste vijf jaar hebben verkregen door gewone naturalisatie of door verklaring afgelegd krachtens artikel 16.) Artikel 21 § 1 Het verzoek om naturalisatie wordt aan de Minister van Justitie gericht en neergelegd op het parket van de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft. Indien hij zijn hoofdverblijf heeft in het buitenland, moet zijn verzoek overhandigd worden aan het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post van die verblijfplaats; deze laatste maakt het over aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel. De procureur des Konings stelt een onderzoek in naar het al dan niet bestaan van gewichtige feiten en van de integratiewil bedoeld in artikel 15, § 2, alsook naar ieder gegeven waarover het Parlement wenst te worden ingelicht. § 2 Het verzoek, samen met de stukken tot staving, is alleen ontvankelijk wanneer daarbij de kwijting is gevoegd, afgegeven door de ontvanger der registratie, waaruit blijkt dat het toepasselijk registratierecht is betaald. § 3 Het verzoek om naturalisatie vervalt wanneer na de indiening ervan de belanghebbende ophoudt zijn hoofdverblijf in België te hebben of de in artikel 19, tweede lid, bedoelde band verliest. § 4 Het dossier van het verzoek wordt overgemaakt aan de Wetgevende Kamers samen met alle stukken van het onderzoek en het advies van de procureur-generaal. § 5 De akte van naturalisatie goedgekeurd door de Wetgevende Kamers en bekrachtigd door de Koning, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Deze akte heeft uitwerking te rekenen van de dag van die bekendmaking. HOOFDSTUK IV Verlies van de Belgische nationaliteit Artikel 22 § 1 De staat van Belg verliest: 1° hij die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en vrijwillig een vreemde nationaliteit verkrijgt; 2° hij die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en verklaart afstand te doen van de Belgische nationaliteit; de daartoe strekkende verklaring kan alleen worden afgelegd wanneer de belanghebbende bewijst dat hij een vreemde nationaliteit bezit of die als gevolg van zijn verklaring verkrijgt of herkrijgt; 3° het niet ontvoogd kind dat de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en onder het gezag staat van een enkele ouder of adoptant wanneer deze op grond van 1° of 2° de staat van Belg verliest, mits de vreemde nationaliteit van de ouder of adoptant aan dat kind wordt verleend of dit die nationaliteit reeds bezit; wanneer het gezag over het kind door de ouders of door de adoptanten wordt uitgeoefend, verliest het niet ontvoogd kind dat de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt de Belgische nationaliteit niet zolang één van hen die nog bezit; het verliest ze wanneer die ouder of adoptant ze zelf verliest, mits dit kind de nationaliteit van één van zijn ouders of adoptanten verkrijgt of ze reeds bezit; dezelfde regel geldt wanneer het gezag over het kind door de vader of de moeder samen met de echtgenoot-adoptant wordt uitgeoefend; 4° het niet ontvoogd kind dat de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en dat door een vreemdeling of door vreemdelingen geadopteerd wordt, mits het ten gevolge van de adoptie de nationaliteit van de adoptant of van één van hen verkrijgt of die nationaliteit reeds bezit; het verliest de Belgische nationaliteit niet wanneer een van de adoptanten Belg is of de ouder die echtgenoot is van de vreemde adoptant, Belg is; 5° de Belg die in het buitenland geboren is met uitzondering van de voormalige Belgische koloniën, wanneer: a hij van achttien tot achtentwintig jaar ononderbroken zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland gehad heeft; b hij in het buitenland geen ambt uitoefent dat hem door de Belgische Regering of door dezer bemiddeling opgedragen is of daar niet tewerkgesteld is door een vennootschap of een vereniging naar Belgisch recht waarvan hij personeelslid is; c hij, alvorens de leeftijd van achtentwintig jaar te bereiken, niet verklaard heeft zijn Belgische nationaliteit te willen behouden; vanaf de dag van die verklaring gaat een nieuwe termijn van tien jaar in; 6° het niet ontvoogd kind dat de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en onder het gezag van een enkele ouder of adoptant staat, wanneer deze op grond van 5° de Belgische nationaliteit verliest; wanneer het gezag over het kind door de ouders of door de adoptanten wordt uitgeoefend, verliest het niet ontvoogd kind dat de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt de Belgische nationaliteit niet zolang één van hen die nog bezit; het verliest ze wanneer die ouder of adoptant ze zelf verliest; dezelfde regel geldt wanneer het gezag over het kind door de vader of de moeder samen met de echtgenoot-adoptant wordt uitgeoefend; 7° hij die krachtens artikel 23 van de Belgische nationaliteit vervallen is verklaard. § 22 Om de Belgische nationaliteit te verliezen bij toepassing van § 1, 1° en 2°, moet de belanghebbende die nog dienstplichtig is voor het actief of het reserveleger daartoe door de Koning worden gemachtigd. Deze machtiging is niet vereist indien de belanghebbende Belg is geworden als gezamenlijk gevolg van de vrijwillige verkrijging of van de herkrijging van de Belgische nationaliteit door zijn ouder of adoptant. § 3 Paragraaf 1, 5° en 6°, is niet van toepassing op de Belg die ingevolge een van die bepalingen staatloos zou worden. § 4 De verklaringen bedoeld in § 1, 2° en 5°, worden afgelegd ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de hoofdverblijfplaats van de belanghebbende of, in het buitenland, ten overstaan van het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post. Zij worden ingeschreven in het register bedoeld in artikel 25. De ambtenaar van de burgerlijke stand treedt op zonder getuigen. Bovendien worden deze verklaringen vermeld op de kant van de geboorteakte die in België is opgemaakt of overgeschreven. Artikel 23 (par. 1 is gewijzigd bij de wet van 13 juni 1991) § 1 De Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte en de Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op basis van artikel 11, kunnen indien zij ernstig tekortkomen aan hun verplichtingen als Belgisch burger, van de Belgische nationaliteit vervallen worden verklaard. § 2 De vervallenverklaring wordt gevorderd door het openbaar ministerie. De ten laste gelegde tekortkomingen worden in het dagvaardingsexploot nauwkeurig omschreven. § 3 De vordering tot vervallenverklaring wordt vervolgd voor het hof van beroep van de hoofdverblijfplaats in België van de verweerder of, bij gebreke daarvan, voor het hof van beroep te Brussel. § 4 De eerste voorzitter stelt een raadsheer aan, op wiens verslag het hof uitspraak doet binnen een maand na het verstrijken van de termijn van dagvaarding. § 5 Is het arrest bij verstek gewezen, dan wordt het na zijn betekening, tenzij deze aan de persoon is gedaan, bij uittreksel bekendgemaakt in twee bladen uitgegeven in de provincie en in het Belgisch Staatsblad. Het verzet moet op straffe van onontvankelijkheid worden gedaan binnen acht dagen te rekenen vanaf de betekening aan de persoon of vanaf de bekendmaking, zonder verlenging van die termijn wegens de afstand. Het verzet wordt op de eerste terechtzitting van de kamer die het arrest heeft uitgesproken behandeld op verslag van de aangewezen raadsheer, indien hij nog deel uitmaakt van de kamer of, bij diens ontstentenis, van de raadsheer daartoe door de eerste voorzitter aangewezen, en het arrest wordt binnen vijftien dagen uitgesproken. § 6 Voorziening in cassatie is alleen ontvankelijk indien zij met redenen is omkleed en voor zover eensdeels voor het hof van beroep is aangenomen of beweerd dat de staat van Belg van de verweerder in de vordering tot vervallenverklaring het gevolg is van de omstandigheid dat de ouder van wie de verweerder zijn nationaliteit heeft verkregen, op zijn geboortedag zelf Belg was, en anderdeels bij die voorziening de schending of de verkeerde toepassing van wetten waarop het rechtsmiddel is gegrond dan wel het ontbreken van een reden tot afwijzing wordt ingeroepen. De voorziening wordt ingesteld en berecht zoals is voorgeschreven voor de voorzieningen in criminele zaken. § 7 De termijn om zich in cassatie te voorzien en het cassatieberoep schorsen de tenuitvoerlegging van het arrest. § 8 Wanneer het arrest, waarbij de vervallenverklaring van de staat van Belg wordt uitgesproken, onherroepelijk is geworden, wordt het beschikkend gedeelte ervan, met vermelding van de volledige identiteit van de belanghebbende, in het register, bedoeld in artikel 25, overgeschreven door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de hoofdverblijfplaats in België van de belanghebbende of, bij gebreke hiervan, door de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel. Daarenboven wordt van het arrest melding gemaakt op de kant van de akte van geboorte die in België is opgemaakt of overgeschreven en van de akte van overschrijving van de inwilligingen van de nationaliteitskeuze of van de verklaring waarbij belanghebbende de Belgische nationaliteit heeft verkregen of van de naturalisatie van de verweerder. De vervallenverklaring heeft gevolg vanaf de overschrijving. § 9 Hij die van de staat van Belg vervallen is verklaard, kan alleen door naturalisatie opnieuw Belg worden. HOOFDSTUK V Herkrijging van de Belgische nationaliteit Artikel 24 Hij die de Belgische nationaliteit anders dan door vervallenverklaring heeft verloren, kan ze door een overeenkomstig artikel 15 afgelegde en ingewilligde verklaring herkrijgen onder de voorwaarden dat hij ten minste achttien jaar oud is en dat hij gedurende de twaalf maanden die aan de verklaring voorafgaan zijn hoofdverblijf in België heeft gehad. Indien deze laatste voorwvaarde niet is vervuld of indien het verlies van de Belgische nationaliteit het gevolg is van afstand, kan de rechtbank de herkrijging inwilligen nadat zij, benevens de in artikel 15, § 2, eerste lid, vermelde gegevens, de omstandigheden heeft beoordeeld waarin de belanghebbende de Belgische nationaliteit heeft verloren, alsmede de redenen waarom hij die wil herkrijgen. HOOFDSTUK VI Registers en meldingen Artikel 25 Het beschikkend gedeelte van de op grond van de artikelen 15 tot 17 en 24 genomen eindbeslissingen wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand overgeschreven in het register van de geboorteakten of in het aanvullend register of in een bijzonder in tweevoud gehouden register. Hiervan wordt melding gemaakt op de kant van de akte van geboorte die in België is opgemaakt of overgeschreven. Het beschikkend gedeelte van de eindbeslissing tot inwilliging van de verklaring bedoeld in artikel 16, wordt bovendien vermeld op de kant van de akte van huwelijk die in België is opgemaakt of overgeschreven. De artikelen 40 tot 45 en 50 tot 54 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op de in het eerste lid bedoelde registers. HOOFDSTUK VII Overgangsbepalingen Artikel 26 § 1 De bepalingen van de artikelen 10, 12, 13, 15 tot 17 en 22, eerste en tweede lid, en 25 van de wetten op de verkrijging, het verlies en de herkrijging van de nationaliteit, gecoördineerd op 14 december 1932 en gewijzigd bij de wetten van 21 mei 1951, 22 december 1961, 17 maart 1964, 2 april 1965 en 10 oktober 1967, blijven van toepassing op de verklaringen die zijn afgelegd met het oog op de verkrijging of de herkrijging van de Belgische nationaliteit alsmede op de verzoeken om naturalisatie die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dit Wetboek. § 2 In afwijking van § 1, is de openbaarmaking, door aanplakking en inlassing in een dagblad, van de verklaringen tot verkrijging of herkrijging van de Belgische nationaliteit of van de verzoeken om naturalisatie niet meer vereist. § 3 De naturalisaties verleend op verzoeken die vóór de inwerkingtreding van dit Wetboek zijn ingediend blijven onderworpen aan de vroeger toepasselijke bepalingen van de artikelen 238, 239, 241 tot 243,245 en 246 van het koninklijk besluit nr. 64 van 30 november 1939, houdende het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, bevestigd door de wet van 16 juni 1947, gewijzigd bij de wetten van 14 augustus 1947, 28 februari 1962 en 17 maart 1964. § 4 Verzoeken om grote of gewone naturalisatie die vóór de inwerkingtreding van dit Wetboek zijn ingediend op grond van de artikelen 12 en 13 van de wetten op de verkrijging, het verlies en de herkrijging van de nationaliteit, gecoördineerd op 14 december 1932 en gewijzigd bij de wetten van 21 mei 1951, 22 december 1961, 17 maart 1964, 2 april 1965 en 10 oktober 1967, worden geacht verzoeken om naturalisatie te betreffen. § 5 Hetzelfde geldt voor verzoeken om gewone of grote naturalisatie, die vóór de inwerkingtreding van de wet van 6 augustus 1993 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en van de wetten betreffende de naturalisatie werden ingediend op grond van de vroeger toepasselijke bepalingen van de artikelen 19 en 20 van dit Wetboek. § 6 De aanvragen om grote naturalisatie die vóór de inwerkingtreding van de wet van 6 augustus 1993 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en van de wetten betreffende de naturalisatie werden ingediend door de aanvragers, die de Belgische nationaliteit bezaten als gevolg van gewone naturalisatie of een verklaring afgelegd krachtens artikel 16 van dit Wetboek, of door een vrouw die op grond van de vroeger toepasselijke wetsbepaling Belg is geworden bij haar huwelijk met een Belg of als gevolg van de verkrijging of herkrijging van de Belgische nationaliteit door haar man, vervallen. Het door de aanvrager gekweten registratierecht wordt terugbetaald mits een verklaring wordt voorgelegd, afgeleverd door de Minister van Justitie, waarin wordt bevestigd dat het verzoek om naturalisatie vervallen is. § 7 Verklaringen die vóór de inwerkingtreding van de wet van 6 augustus 1993 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en van de wetten betreffende de naturalisatie werden afgelegd op grond van de vroeger toepasselijke bepaling van artikel 16, § 2 van dit Wetboek blijven onderworpen aan die bepaling. Artikel 27 De personen die de grote of gewone naturalisatie hebben verkregen, worden geacht de Belgische nationaliteit te hebben verkregen door naturalisatie. De personen die vóór de inwerkingtreding van de wet van 6 augustus 1993 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en van de wetten betreffende de naturalisatie Belg zijn geworden door de naturalisatie of door verklaring afgelegd krachtens artikel 16 van dit Wetboek en de vrouwen die op grond van de vroeger toepasselijke wetsbepalingen Belg zijn geworden bij hun huwelijk met een Belg of wegens de verkrijging of herkrijging van de Belgische nationaliteit door hun man, verwerven automatisch de rechten en plichten verbonden aan de staat van Belg, zonder dat hen kan worden tegengeworpen dat zij niet de hoedanigheid van Belg door geboorte hadden verworven. Artikel 28 § 1 Wie verzuimd heeft tijdig een verklaring van nationaliteitskeuze af te leggen op grond van artikel 2, § 4, van de wet van 22 december 1961 betreffende de verwerving of herkrijging van de Belgische nationaliteit door de buitenlanders die geboren zijn of hun woonplaats hebben op het grondgebied van de Republiek Congo of door de Congolezen die hun gewone verblijfplaats in België hebben gehad, kunnen die verklaring afleggen, op de wijze bepaald bij artikel 15, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit Wetboek. § 2 De belanghebbende moet zijn hoofdverblijf in België hebben gehad gedurende de twee jaar die aan de inwerkingtreding van dit Wetboek voorafgaan en dit verblijf hebben behouden tot op het tijdstip waarop de verklaring wordt afgelegd. Artikel 29 De inwerkingtreding van de artikelen 8 tot 10 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit heeft niet tot gevolg dat de Belgische nationaliteit wordt toegekend aan de vreemdeling die op het tijdstip van die inwerkingtreding de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. Artikel 30 De in artikel 22, § 1, 5° van het Wetboek van de Belgische nationaliteit bepaalde periode van verblijf in het buitenland gaat in de dag waarop dit Wetboek in werking treedt. Belgie 13-7-95 1 In artikel 6 van de wet van 13 juni 1991 is bepaald dat de inwerkingtreding van artikel 1 (dat is het nieuwe artikel 11) niet tot gevolg heeft dat de Belgische nationaliteit automatisch aan de vreemdeling die op dat tijdstip van die inwerkingtreding de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, wordt toegekend. 2 Par 2 is vervallen bij de wet van 22 mei 1991, nr. 91-1707, in werking getreden op 16 juli 1991, houdende goedkeuring van het Verdrag van Straatsburg van 1963 en het Protocol tot wijziging van en het aanvullend Protocol bij dat verdrag. ??